Detail aantekeningen betreffende de Rotterdamsche Kopermolen en andere kopermolens van de familie de Jongh.
Recent ben ik door mijn verzamelde gegevens over de kopermolens gelopen en heb geconstateerd dat de
verschillende bronnen op bepaalde punten verschillende informatie geven en dat auteurs elkaars gegevens of gegevens
uit familie overlevering zonder bronvermelding gebruiken.
Ik heb me daarom voorgenomen op onderdelen zelf onderzoek te doen. Waar ik twijfel heb geef ik het aan tussen
[vierkante haken]. Als U informatie heeft die mij kan helpen bij mijn onderzoek houd ik me graag aanbevolen.
Gegevens van de latere Rotterdamse Kopermolen chronologische volgorde
1627: Op 10 februari 1627 verklaarde Jan Ariens aan de Rekenkamer dat hij met de geërfden van de Wenumer Mark, de bezitters van de gronden, had beraadslaagd over het leggen van een papiermolen op een klein beekje. Ariens ging er suikerbakkerspapier en z.g. blauw papier maken. Later heeft hij 'het watertje met een goote (...) gesplitst ende noch een rat gelecht'. Hij timmerde dus een nieuwe papiermolen naast zijn eerste.
1637: Na het overlijden van Ariens, zijn vrouw Naeltgen Janss en hun kinderen werd er een proces gevoerd over de erfenis. Het landsgericht van Voorst deed op 25 augustus 1637 waarbij 2/3 van de nalatenschap aan Jan Willems en Jannitgen Janss als grootouders aan de ene zijde en 1/3 naar Evert Willems als man van Trijne Gerriys, grootmoeder van de andere zijde. Er werd tevens toestemming gevraagd en gekregen voor de inmiddels getimmerde tweede molen.
1648-1750: In het kohier van verponding van 1648/1750 wordt Reinder Pannekoek gehuwd met Neeltje Lambertsen als eigenaar genoemd. De molens kregen de naam: de Pannekoeksmolens.
1678: Reindert Pannekoek overlijd en zijn bezit wordt verdeeld over zijn 11 kinderen. Het bezit van de molens komt na enige tijd bij Jan Jansen Corthals de echtgenoot van een dochter Mechteld Reynders Pannekoek. Het beheer van de molens werd gedaan door verschillende leden van de Pannekoek en Corthals familie.
1728: Er wordt een boerderij gebouwd in de nabijheid van de molens.
1735: Omstreeks deze tijd overlijd Jan Corthals. De molens komen waarschijnlijk in bezit van Loogh en Abraham Corthals. De familie wordt belaagd door schuldeisers. De molens worden omstreeks 1745 verpacht aan Rijk Beernts en Tonis Sevenhuysen
1750: Abraham Corthals neemt over. De schulden blijven toenemen.
1753: Daniël de Jongh werd op 7 juni 1753 voor 5500 gulden de nieuwe eigenaar van de twee vierbaksmolens
en de omringende landerijen. Als 'coper van de pannekoecksmolens' kreeg hij grond in een 'stedigen, vasten en altoosdurende erfpacht'. Hij mocht een dijk laten leggen en een vijver laten graven, 'tot de aan te leggene copermolen'.
Met de twee bovenstrooms gelegen Papiermolens in Wiesel komt een gedetailleerde overeenkomst tot stand om een een
geregelde en voldoende watervoorziening te regelen.(20 januari 1753 contract tussen Daniel de Jongh met Teunis Dijkgraaf en Jan Huygen)
Naast deze latere Rotterdamsche Kopermolen koopt Daniel op 30 juli 1753 een in 1690 door Cornelis Driessen opgerichte
papiermolen benedenstrooms in dezelfde beek bij de Wildkampweg hij betaald er 3990 gulden voor. Welk gebruik Daniel hiervan maakte is mij niet bekend.
Tegelijkertijd probeert Daniel de molen van Rade gelegen op de Grift te Vaasen te kopen maar verkoper geeft de voorkeur aan de heer van de Cannenburg.
Hij maakt van een onregelmatige waterkom een mooie vijver met steigertje en laat aan de oever een klein buitenhuisje bouwen bij de Rotterdamse kopermolen bestaande uit een koepelkamer, 2 slaapkamers, keuken, kelder en zolder.
Later laat hij er aan beide kanten een vleugeltje bijbouwen.
[Volgens de familie is de koop eerder 1740-1745 maar dit onjuist gebleken. Wel zijn er nog enige vraagtekens: Hardonk stelt op blz. 196 dat de Pannekoeks molen voor 3990 gulden gekocht
werd terwijl Voorn een bedrag van 5500 gulden meld. Ik heb helaas geen transcriptie van de koopacte kunnen vinden in de coll. Hardonk. Wel een accoord over het waterpeil tussen De Jongh en
Huijgen-Dijkgraaf maar dat dateert al van 3 mei 1753]
1767: Daniel koopt de zogenoemde nieuwe molen (zie onder)
In datzelfde jaar koopt de rentmeester van Willem V,
de bovenstrooms gelegen papiermolen van Gijsbert Dijkgraaf [zoon van Teunis ?] voor 5100 gulden. Dit om meer invloed te krijgen over de watervoorziening van het Loo.
Onder andere in verband met de fonteinen. Van enige invloed op de Rotterdamse Kopermolen is mij niets bekend.
1770: Volgens Hardonk verkoopt Daniël de molen aan zijn neef Daniël de Jongh, Adriaansz. voor 5500 gulden. Reden: zijn huwelijk met Anna Eduardina Elisabeth Gordon, was kinderloos gebleven. Hij had geen opvolger. [In het boek nog in de coll. Hardonk is hier bewijs van gevonden]
Hagens schrijft dat neef Daniel de molen in 1770 niet gekocht maar ge-efd heeft. [Oom Daniel overlijdt echter pas in 1796 en woont blijkens brieven uit 1779 nog op het landgoed !]
[Volgens de familie erft hij het buiten na overlijden van oom Daniel Danielzoon. Maar omdat hij bouwt voor
het overlijden van de laatste is het denkbaar dat hij wanneer Daniel Danielzoon als Patriotisch voorman wordt verbannen
het eigendom van de molens heeft overgenomen. ]
1774: Neef Daniel trouwt met Maria Lucia de dochter van Erdwin Ernst Raeber het hoofd van het 'gardes du corps' van Stadhouder Willem V 's Winters woonde het gezin in hun huis in Rotterdam, de zomermaanden brachten ze door op hun landgoed De Rotterdamse Kopermolen in Wenum. Daniel Adriaanzoon verfraait het buiten , laat er nog een vijver bij graven met daarbij een tuin, de zogenoemde Nieuwe Partij en breidt het buitenhuis uit met twee grote vierkanten vleugels met twee verdiepingen.
Een plan om het oude middenstuk te vervangen en de vleugels te verbinden strand op onenigheid met de architect. Na het overlijden van zijn vrouw in 1796 liet hij het er verder bij zitten.
1776: De molen aan de Wildekampweg werd voor slechts 1200 gulden verkocht aan de korenmolenaar Elbert Wijnbergen die de papiermolen ombouwde tot korenmolen.
1796: Lucia Raeber overlijdt. Daniel Danielzoon de Jongh overlijdt later dat jaar te Laaken bij Brussel.
In zijn testament( dwz dat deel dat ik in het FAW vond) staat de Kopermolen niet vermeld. Het lijkt er dus op dat deze voor die tijd verkocht of geschonken is aan neef Daniel.
1803-1808: De twee oudste zoons van Daniel te weten Erdwin Adrianus en Daniel gaan in Compagnieschap met hun vader.
In 1808 volgt een derde zoon Johannes.(Rotterdamse notaris protocollen 3387/1057 3789/1460 3373/692)
1809: Daniel de Jongh overlijdt en de zijn bovengenoemde zonen erven onder andere de molen. Later komen de molens in exclusief bezit van Johannes.
[De vraag is wanneer. Anders dan gesteld door Hardonk erft Johannes niet specifiek de molens. Hij zal waarschijnlijk later zijn broers uitgekocht hebben]
circa 1835-1857: De kopermolens worden volgens familie aantekeningen in 1836 of 1837 stilgelegd vanwege de concurentie van stoommachines ten opzichte van waterkracht.
Volgens een aantekening van hr Besier in het CBG is de molen al in 1835 omgebouwd tot houtzaagmolen. In ieder geval was de molen volgens de verkoopadvertentie in 1857 niet meer in gebruik als kopermolen.
Dat de teruggang in de koperpletterij in Gelderland rond die tijd speelde blijkt uit een artikel in de Arnhemsche courant van 4-7-1945.
1857: Johannes de Jongh overlijdt kinderloos op 20 juli. In de NRC van 5 augustus dat jaar staat een in memoriam die hem roemt om zijn groote liefdadigheid bedreven in Weenum, Vaasen en omstreken. [Check boedelverdeling acte van 5-8-1858 door notaris R.P.M. Roelofs te Apeldoorn]
1858: Het landgoed inclusief gebouwen landerijen, boerderijen en de z.g. Nieuwe Molen worden via notaris Roelofs te koop aangeboden (Klick hier)
1865: Als de weduwe de Jongh - van Hoytema op 15 februari van dat jaar overlijdt blijkt slechts een deel van het oorspronkelijk bezit verkocht.
In october en november 1865 wordt de buitenplaats, koetshuis, vee en schaapschuur, fabrieksgebouwen, loodsen, moestuin, bomen waterpartijen, weiland en heidegronden totaal ruim 107 bunder
(1 bunder = 1 hectare = 10.000 m2) geveild door notaris Y. Muller te Apeldoorn. (Algemeen Handelsblad 21-09-1865 resp 10-10-1865)
De inboedel van het herenhuis werd al eerder te koop aangeboden (Algemeen handelsblad 8-4-1865)
Volgens het verhaal van Marie van Hoytema, dochter uit het gezin Aleid van Hoytema - De Jongh, erven vier neven en is ook toen de Kopermolen niet aan derden verkocht
maar kwam uiteindelijk in bezit van haar ouders.
Hoytema richt er volgens haar verhaal een lucifersfabriek op die gebruikt maakt van de molen als krachtbron.
Het buiten werd gebruikt als zomerverblijf.
[volgens Hardonk komt in tegenspraak met bovenstaande na de openbare verkoop een zekere hr. de Waal in het bezit van het buiten.]
1873: Hinderwetvergunning gegeven aan de heer H.C. Hoogendijk (moet zijn A.C.), wonende op het landgoed de Rotterdamsche Kopermolen voor een
fabriek van 'strijkzwavelstokken in het molengebouw en aangrenzende loods....' De eigenaresse gaf daarvoor toestemming (vergadering van B & W van Apeldoorn
9 juni 1873; info Maas.)
[Dit lijkt tegen te spreken dat er al eerder sprake was van een luciferfabriek op de Kopermolen; Werd het buitenhuis verhuurd ?]
1874: In een advertentie in de A.C. van febr. 1874 staat dat de fabriek gevestigd is in de voormalige dekenfabriek aan het Kanaal te Wenum. (info Maas)
1876 Er breekt brand uit in de fabriek die echter spoedig weer hersteld wordt
1877: Op 13 januari 1877 hebben de heren A.C. Hoogendijk, Carl Eduard Emil Fromberg en N.N. , als Commanditair Vennoot een Vennootschap aangegaan
voor een fabriek van 'strijkzwavelstokken' onder de firma Hoogendijk, Fromberg & Co. (info Maas)
1878: Voorjaar 1878 heeft de firma toestemming gekregen een nieuwe fabriek te bouwen in Wormingen.
(advertentie augustus 1878)
1879: Er word aangevangen met een houtzagerij.
[1881 Hardonk maakt op blz. 202 melding van verkoop door de Waal van de houthandel en het buiten aan ene J. Pannekoek die het later
weer verkoopt aan van der Ven. Dit alles staat haaks op de familie verhalen. en andere info.] (check v/d Waal)
1882: Aleid Johan Van Hoytema en zijn vrouw Louise Amelia de Jongh waren medeoprichters van de Apeldoornsche Lucifersfabriek.
(akte van Naamloze Vennootschap, 15 dec.1882; info Maas)Later word de fabriek opgenomen in de 'Vereenigde Nederlandsche Lucifersfabrieken.
1887: De heer Hoytema overlijd in juli en de plaats inclusief houtzagerij wordt uit de hand te koop aangeboden. (adv. 29-08-1887 in Het Nieuws van de dag)
1888 De verkoop komt kennelijk niet snel genoeg tot stand en men gaat over tot het veilen op 14 juni ten overstaan van notaris Walter. (Het Nieuws van de dag 11-6-1888)
Kennelijk heeft Van Hoytema het bezit uitgebreid. want de hoeveelheid grond wordt opgegeven als 146,5 hectare.
De uit Koudekerk afkomstige Nicolaas Gerardus van der Lee (1852-1900) wordt de nieuwe eigenaar. Een maand later (adv Het nieuws van de dag 16-7-1888) wordt de houtbewerkingsfabriek te huur aangeboden.
Kennelijk lukt dit niet want hij vestigt er een meubelfabriek.
1892 Op 4 juni 1892 breekt er brand uit waardoor het molengebouw afbrand en de machines onbruikbaar worden. De houtzagerij word gestopt.
1895 Van der Lee vraagt vergunning voor het aanleggen van een elektrische of paardentram vanaf het station Apeldoorn naar de Kopermolen. Volgens een artikel in het Nieuws van de dag (40-01-1895)is hij van plan een Heilanstalt (Sanatorium) op te richten op het terein van de voormalige kopermolen.
1898: De plaats wordt verkocht aan de heer Waltherus Johannes (Wouter Jan) van de Ven, houtkoopman uit Boxtel. Deze verandert de naam in het nietszeggende Eikenhorst naar zijn huis in Boxtel. Hij maakt er cementwerken.
[Opzoeken verkoop akte ]
1916: Sloop van het oude landhuis slechts het toegangshek bleef bewaard. Van der Ven bouwt een meer aan de weg gelegen huis (Zwolseweg 415), ten dele met het puin van het oude huis. (info:Nieuwe Apeldoornse krant)
[Opzoeken gemeentelijke toestemming/kadaster]
1933: W.J. van de Ven overlijd november 1933 op 70 jarige leeftijd als weduwnaar van E.T.G de Werd (*1925) Twee zonen erven. De oudste erft 3/4de deel van het landgoed met het oude landhuis en de stuw. De jongste, Jan Wouter, erft de andere 1/4 deel met boerderij en enkele ander gebouwen. Jan Wouter (* circa 1900), wiens hoofdberoep assuradeur is, exploiteert een deel van de gebouwen voor recreatie doeleinden samen met zijn vrouw De Gier (* circa 1922). (De Spiegel 1960)
1948-1949: De naam Rotterdamsche Kopermolen wordt weer in ere hersteld een noordelijk gelegen weg
op de grens van het landgoed genaamd Eikenhorstweg wordt omgedoopt tot Kopermolenweg. J.W de Ven wordt genoemd als eigenaar van het hele landgoed (info:Nieuwe Apeldoornse krant 27-10-1948 resp 5-11-1949) Mogelijk heeft J.W. van de Ven het deel van zijn oudere broer gekocht.
[opzoeken gemeentelijk besluit]
1957: Als Jan Wouter van de Ven in december 1957 overlijdt wordt hij begraven in de voormalige ijskelder op het landgoed.
Zijn weduwe v/d Ven - de Gier blijft de gebouwen exploiteren als Hotel-boerderij met restaurant (De Spiegel 1960) De weduwe hertrouwd later met H.R. Visser. Een dochter uit dit laatste huwelijk beheert nog in 2007 het bungalowpark samen met haar moeder. (Zwolseweg 405)
1959: Dierenarts G.J. van Arragon die ik in 1986 sprak (overleden tussen 2001 en 2007) koopt het grotere stuk van het landgoed en woonhuis uit 1916 (Zwolseweg 415) van naar hij zegt J. van de Ven en mevrouw de Gier. (is J v/d Ven een zoon? check akte van levering verleden voor notaris van der Hoeven Apeldoorn)
1967: Er bestaat een arrest van de Hoge Raad 2 febr 1967 (NJ 1968-101) Van Arragon Van de Ven over het verhogen van het waterpeil door van Arragon na het schonen van de beek waardoor de landerijen van Van der Ven drassig werden. De Hoge raad oordeelde deze actie van Van Arragon onrechtmatig. Dat er kwaad bloed was tussen de buren werd mij zowel bij een bezoek aan Van Arragon in 1986 als bij een bezoek aan mevrouw de Gier in 2007 zeer duidelijk gemaakt. Volgens Van Aragon waren de beken na het overlijden van Van de Ven senior sterk verwaarloosd.
Tussen 1986 en 2007: wordt het nieuwe woonhuis uit 1916 alweer gesloopt. (check juiste datum)
2007: Milieusanering van de Wenumse beek en de wijerds vind zijn beslag.
In een beheersplan geeft het waterschap aan dat het de bedoeling is om Wenumse beek en
circa 3m ter weerzijde daarvan in bezit en beheer te nemen. Daarbij zullen de bestaande kade's en de restanten van de
Rotterdamse kopermolen, zoals de stuw, gerestaureerd worden. Een recent gegraven watergang zal worden verwijderd
en er zal een omgang gemaakt om migratie van de waterfauna naar de oorsprong van de beek mogelijk te maken.
Ook zal er een wandelpad aangelegd worden.
2010 Aanvraag voor een nieuw woonhuis te oosten van het op zich al nieuwe pand Koperweg 15. Het bestemmingsplan voor het restant van het landgoed circa 18 hectare word veranderd van recreatiegebied tot z.g. nat natuurgebied. De oevers aan de zuidzijde worden glooiender gemaakt om het waterleven te bevorderen. Er is sprake van een dassenburg op het terein die niet verstoord mag worden. Ijskelder (met graf van van der Ven) en de restanten van het oude herenhuis worden vanuit historisch persectief beschermd verklaard. Alleen jammer dat in de betreffende gemeentelijke notie de naam villa Eikenhorst inplaats van de oorspronkelijke naam voor het herenhuis weer opduikt. Deze nietszeggende naam, begin twintigste eeuw door de laatste eigenaar voor een periode van niet meer dan circa 16 jaar gebruikt, doet tekort aan de voorafgaande anderhalve eeuw geschiedenis van het huis gebouwd en bekend staand als DE ROTTERDAMSE KOPERMOLEN.
Gegevens van de Nieuwe molen/Wenumse watermolen
Oude Zwolseweg 164 Wenum Wiesel
1313 De watermolen, toen ingericht als korenmolen,(Wenumse Saatmolen) wordt voor de eerste maal in de geschriften genoemd. Het bouwjaar is niet bekend.
1434: Op 20-2-1434 geeft hertog Jan van Gelre zijn watermolen met het gemaal en het waterrecht in erfpacht aan Johannes Doys en diens erfgenamen.
1440: De erfpacht komt in handen van het klooster Monnikshuizen te Arnhem
1493: Het klooster koopt de erfpacht af en beschouwt zich als eigenaar. Na de reformatie komt de molen in verschillende handen en tenslotte in bezit van de staten van Gelderland.
1767: Daniel Danielzoon de Jongh koopt een tussen de Rotterdamse en de Wildkampmolen gelegen watermolen voor 6000 gulden van zijn opponent in zaken van de water toevoer van de Wenumse beek,
Elbert (van) Wijnbergen en bouwt het om als kopermolen met 3 raden, die hij “Nieuwe Molen” noemt.
Wijnbergen bouwt nu een windmolen voor het malen van zijn koren op welke plaats nu nog steeds een, weliswaar andere, windmolen staat.
1769: Er wordt een grote molenwijerd gegraven bij de “Nieuwe Molen”.
1798: Neef Daniel Adriaanzoon de Jongh die nu eigenaar is legt een nieuwe brug aan over de Wenumse beek (oude Zwolseweg). Althans dat maak ik op uit de
inscriptie in de brug "D. de I (dwz Daniel de Jongh. De I en de J werden vaak verwisseld in die tijd) 1798.
1858: De molen wordt door de weduwe de Jongh- van Hoytema verkocht aan leerfabrikant Peter (Hagens: de) Kok Ankersmit die de molen weer omgebouwd heeft
tot korenmolen annex runmolen voor de schorsmaalderij(gebruikt voor het looien van het leer).
1882: Hendrik van Bree en C.H. Weverink huren de molen. Later werden ze eigenaar. Van Bree bezit het maalbedrijf.
Iedere eigenaar werkte met 1 waterrad.
1885 De molen wordt door Weverink geschikt gemaakt voor de produktie van Zwitserse kaas.
1917: De molen wordt weer ingericht als korenmolen met drie maalstenen waarvan nog 1 op waterkracht en er word er een nieuw hoofdgebouw bijgezet.
Eigenaar is de weduwe van Bree. Aleen het bovenste rad bleef in werking. Het gebouw aan de straatkant wordt nieuw en hoger opgebouwd.
1965: De molen komt door beschadiging van het gaande werk stil te staan.
1966 H. Fikse koopt de molen
1972: De molen word eigendom van de gemeente Apeldoorn. (Hagens 1970)
1979-1983: Restauratie van de molen. Nu als monument in beheer bij de Stichting De Wenumsche Watermolen.
1984-1985: Restauratie van het molengebouw.
1990: Door molenbouwer Vaags wordt een nieuw rad geïnstalleerd
( Hagens)
2007: Milieusanering van de Wenumse beek inclusief de wijerd van de Wenumsche Watermolen. Op de molen wordt door vrijwilligers veevoeder gemalen.
Referenties (een groot aantal zijn opgenomen in deze website en zijn aanklickbaar)
Verdeeling van de nalatenschap van Daniel de Jongh (1721-1796); Daniel de Jongh Adrzn (1745-1809) en Anna Geertruy Croll (27-1811) weduwe van Adrianus de Jongh. FAW
Klick hier
Robidé van der Aa: 1841; De Aardbol, deel III, De Nederlanden: Gelderland; Mr. Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa (1791-1851),
rechter, dichter en schrijver Klick hier
A.J. van der Aa: 1839 - 1851; Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden deel I : Abraham Jacob van der Aa ( 1792-1857) Klick hier
Betsie v.M.: 1868; Aantekeningen van Antonia Elisabeth Barchman Wuytier-van Meurs (1812-1893) Klick hier
Marie v.H: 1888; Opstel van Marie van Hoytema 'oorsprong van den Rotterdamsche Kopermolen' Klick hier
Fam. Weerts - De Jongh Passages over de Kopermolen uit egodocumenten Weerts - De Jongh Klick hier
C.A. d.J.: Familieverhaal van C.A. de Jongh (1853-1934), uit het begin 20ste eeuw;blz. 21-26 en 32-33. Klick hier
Craandijk: 1875-1884: Craandijk en Schipperus 'wandelingen door Nederland' deel IV; : blz. 355 e.v.Klick hier
Nieuwe Apeldoornse krant 1948-1949; Over vermeende onderaardse tunnels beginnende in de op het
landgoed aanwezige ijskelder. Men gebruikt 'wichelroede experimenten'. De tunnels worden niet gevonden.
De Spiegel 1960; In het weekblad 'De Spiegel' ( 23 juli 1960 no. 43 blz. 15-17) verschijnt een artikel geschreven door Piet Terlouw over de Rotterdamse Kopermolen, dat toen een recreatieve bestemming had. Het artikel is hoofdzakelijk een interview met de eigenaresse van een deel van het landgoed mevrouw Van de Ven- De Gier.
De Nederlandse Leeuw 1962-63; Polemiek tussen de heren Heldering, A.B. Dull, H.W. van Hoytema, F.J.J. Besier en L.F. Scheurleer over de buitenplaats Eikenhorst/Rotterdamse Kopermolen in het blad de Nederlandse Leeuw. Dit brengt weinig nieuwe feiten aan het licht.
Hardonk: 1968; Koormullenaers, Pampiermaeckers en Coperslaghers; Korte historie der waterradmolens van Apeldoorn, Beekbergen en Loenen; R Hardonk 1968; Historisch Museum Moerman - Apeldoorn. Informatie is volgens het museum inmiddels (1993) gedeeltelijk achterhaald.
Collectie Hardonk: Archief met o.a. transcripties en aantekeningen gebruikt voor Koormullenaers, Pampiermaeckers en Coperslagher; CODA Archief en Kenniscentrum te Apeldoorn
Scheurleer: 1971; Aantekeningen betreffende de familie Weerts blz. 56 e.v. door hr. L.F. Scheurleer gedeponeerd bij het CBG. Klick hier
Voorn: 1990; H. Voorn De Papiermolens in de provincie Gelderland alsmede in Overijssel en Limburg. Met medewerking van J. Hollestelle en G.D. Cornelissen de Beer - Haarlem Vereniging van Nederlandse Papier en en Kartonfabrieken -III- (De geschiedenis der Nederlandse papierindustrie; 3), 1990.
Matchbox label site: 2007; Internet site over luciferdooslabels met informatie over de fabriek op de Rotterdamsche Kopermolen: home.versateladssl.be/levenpie/nederl.html
www.molens.nl
Hagens: 1998; Op kracht van stromend water; H. Hagens; Uitgever Smit Hengelo, ISBN 9062895751; blz 245-246
Bevat enkele voor mij nieuwe ilustraties;De relatief korte informatie lijkt voor een groot deel overgenomen uit Hardonk.
Maas: email d.d. 24-01-08. Hr J. Maas is voorzitter van de Studie & Documenmtatiegroep Lucifersetiketten
van der Lee: emails december 2009 van de heer Corn van der Lee in verband met een artikel in de Leekrant www.DeLeekrant.nl genaamd moord en brand bij de Rotterdamsche kopermolen. Zijn bronnen o.a. Leidsdagblad, Eembode en de Nieuwe Amersfoortse krant. De moord slaat op een meningsverschil van 2 houtdraaiers met dodelijke afloop in 1890.
|